Wouter Sluis (1827 – 1891)

Wouter Sluis

Wouter Sluis werd op 7 november 1827 in den Hout bij Hoogkarspel geboren. Hij was de tweede zoon van Reyer Sluis Maartenszoon en Marijtje Smit Wouterdochter.

Grootvader Wouter Smit was burgemeester van Hem, Venhuizen, Wijdenes en Oosterleek. Ook was hij hoofdingeland van Westfriesland en nam zitting in het Hoogheemraadschap van de Hondsbosse. Een man van gewicht dus. Hij stierf enige maanden voor de geboorte van kleinzoon Wouter Sluis.

In zijn jeugd moest Wouter Sluis, na de lagere school in Hem te hebben verlaten in het bedrijf helpen. Van zijn vader leerde hij het beheren van de veestapel en van moeder het kaasbereiden.
Er werden in het gezin Sluis tien kinderen geboren. Hiervan stierven er vijf op jeugdige leeftijd.

DSC04064Wouter trouwde een jaar na het overlijden van zijn vader in 1848 met Geertje Stapel uit Hoogkarspel. Op twintigjarige leeftijd betrok hij een boerderij in de Beemster aan de Hobrederweg. Deze was door vader Reyer enige jaren eerder al aangekocht. Tot de buren van Wouter Sluis behoorde de familie Bouman. Jacobus Bouman (1799-1877). Bouman was een goede leermeester in de landbouwkunde. Hij was in 1847 medeoprichter van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw en behoorde tevens tot de oprichters van het Beemster Veefonds, een heel belangrijke instantie in die tijden. Immers: door ziekten en dood van koeien,  de bestaansbron voor de boerenstand, kwamen veel veehouders in grote financiële nood te verkeren. Lid worden van Veefonds was vooral voor jonge boeren, zoals Wouter Sluis, van groot belang.

kaas2Hollandsche Mij van Landbouw

Lid worden van de Holl. Mij. van Landbouw betekende kennismaking met alle mogelijke ontwikkelingen van de veestapel, betere kaasbereiding en vooral het leren van moderne methoden in het bemesten en bewerken van de landerijen. Wouter Sluis werd een ijverig lid en stond vooraan in het opvolgen van wat via de Hollandsche Maatschappij van Landbouw werd aanbevolen. Dat deed lang niet iedereen: men was en bleef werken zoals het voorgeslacht altijd had gedaan. Zo kon men heel lang gebruik blijven maken van gereedschappen die lang geleden al waren aangeschaft. Een kaaspers uit 1802 was in 1877 nog best te gebruiken.

Kaas maken

Wouter Sluis vond dat kaasmaken niet afhankelijk was van geluk of toeval, maar van de wetenschap. Hij adviseerde de melkemmers en kaasvaten heel goed schoon te maken. Hij wist dat bacteriën zich snel konden vermenigvuldigen in de naden van de houten kuipen en emmers. Metalen emmers zouden beter zijn. Ook raadde hij aan bij het kaasmaken een thermometer te gebruiken en niet met de hand te voelen of de melk in de kaastobbe al voldoende op temperatuur was.

DeutzenhofjeHet DeutzenhofjeHet Deutzenhofje

Nog maar 30 jaar oud stierf Geertje Stapel bij de geboorte van hun derde zoontje. Van de drie kinderen bleef alleen de oudste, Reyer, in leven. De weduwnaar Wouter Sluis trouwde een jaar later met Antje Admiraal, de weduwe van Dirk Kooy, die op het Deutzenhofje woonde. Het Deutzenhofje werd gehuurd van een gelijknamig 17e eeuws hofje aan de Prinsengracht in Amsterdam. Ze had drie kinderen: Jantje, Barbara en Arie. Antje was enige jaren ouder dan Wouter Sluis. Het Deutzenhofje aan de Nekkerweg was driemaal zo groot als de boerderij aan de Hobrederweg. Ongeveer 53 ha, dus zestig Beemster morgen.

LandbouwtentoonstellingKennis links: Wouter Sluis

Hier ontplooide Wouter Sluis zich als all-round veehouder en kaasbereider. Hij pleitte voor systematisch en oordeelkundig fokken. Zijn boerderij kreeg grote bekendheid en uit alle delen van ons land en uit de hele wereld kwamen belangstellenden een kijkje nemen. Omdat Wouter Sluis een geboren leraar was, werd hij al vaker uitgenodigd om op landbouwvergaderingen te komen spreken. In die tijd was er nog geen sprake van landbouwonderwijs of -voorlichting, zoals nu. Wouter Sluis was een van de allereersten, die zijn kennis ging uitdragen, terwijl hij pleitte voor het oprichten van scholen voor landbouwonderwijs en kaasbereiden.

PaardenBespot

Sluis was zijn tijd ver vooruit en hij had veel kunnen verbeteren in de agrarische sector, maar zolang de welvaart toenam was er voor agrariërs blijkbaar geen dringende reden zich om te scholen.
Dus bleef Wouter Sluis een roepende in de woestijn, vooral in eigen omgeving, waar hij zelfs werd bespot als hij weer met wat nieuws voor de dag kwam. Zoals het in gebruik nemen van de grasmaaimachine, de hooischudderf of de paardenhark. Geregeld bezocht Wouter Sluis landbouwtentoonstellingen, vaak was hij keurmeester.
Om de polderlasten te kunnen verlagen bepleitte Sluis het aanplanten van vruchtbome langs de wegen. (red.: hij dacht namelijk dat, als er vruchtbomen in bermen van de weg geplant werden, ze ook nog rendement zouden geven. Hij vergiste zich daarin wel, want het was heel onhandig om de peren te oogsten. Veel peren vielen in de sloot. Maar feit is, dat langs de Nekkerweg en op een stukje Volgerweg nog steeds de perenbomen staan, die Sluis meer dan honderd jaar geleden geplant heeft).

HuisjeHuisje aan de Zuiderweg (tekening M.Oortwijn) Droevig levenseinde
Door verslechtering van de economie rond 1880 raakte ook Sluis in financiële moeilijkheden. Hij kon de pacht voor ‘Het Deutzenhofje’ niet meer opbrengen en verhuisde naar een huisje aan de Zuiderweg. Het beetje geld dat hij nog had, verdween als sneeuw voor de zon. In 1887 kreeg hij een beroerte, waardoor hij rechtzijdig verlamd raakte.
Hij werd opgenomen in het Gast- en Proveniershuis in Purmerend, maar in februari 1889 werd hij overgebracht naar een psychiatrische inrichting in Bloemendaal, waar hij op 20 februari 1891 op 64-jarige leeftijd overleed.

Tekst: G. Köhne